Skip to main content

Patronen in lawinegevaar herkennen

Tijdens een skitoer met gids zorgt de gids voor een veilig verloop van de tocht. Als je zelf meer inzicht wil hebben in het ontstaan van lawinegevaar, dan kun je gebruik maken van het feit dat lawinegevaar zich volgens vaste patronen ontwikkelt. In dit artikel lees je daar meer over. Met behulp van 10 filmpjes krijg je meer inzicht in het ontstaan van lawinegevaar.

In de lawinekunde wordt het lawinegevaar vaak bestudeerd door te kijken naar de opbouw van het sneeuwdek en de vorm en afmetingen van sneeuwkristallen. Daarbij wordt er een profiel van het sneeuwdek gemaakt en worden de stabiliteit en de hardheid van verschillende sneeuwlagen gemeten en wordt de vorm van de sneeuwkristallen zelfs met een loupe bestudeerd. Rudi Mair en Patrik Nairz van de lawinedienst van Tirol zagen hoe telkens vaste patronen in de ontwikkeling van het weer en de sneeuwsituatie optraden, die tot lawinegevaar leiden. Daarmee creëerden zij een macroscopische benadering die uitgaat van grootschalige verschijnselen die bovendien vrij eenvoudig kunnen worden waargenomen en geregistreerd en leverden zij een belangrijke aanvulling op de microscopische benadering.  Zie hun boek "Lawine. Die 10 entscheidenden Gefahrenmuster erkennen"  ( ISBN 978-3-7022-3504-8). De belangrijkste patronen zijn door de Europese lawinediensten die samenwerken in de EAWS vertaald in standaard pictogrammen, die soms ook in het lawinebericht worden getoond.

In dit artikel wordt ingegaan op de 10 patronen die Mair en Nairz beschrijven. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een tiental videofilmpjes die gemaakt zijn door de lawinedienst van Tirol. De video's zijn voorzien van Engelstalige teksten. Er is voor de liefhebbers ook een Duitstalige versie beschikbaar. Door het bekijken van de filmpjes snap je beter wat er in het lawinebericht beschreven wordt. Je snapt daarmee ook beter waarom een gids bepaalde besluiten neemt. In elk filmpje wordt getoond hoe het gevaar ontstaat en wordt verteld op welke momenten en plaatsen je extra alert moet zijn. Achtereenvolgens komen de volgende gevarenpatronen aan de orde:

  1. Een blijvende, zwakke laag diep in het sneeuwdek
  2. Glijdende sneeuw
  3. Regen op sneeuw
  4. Koud op warm/warm op koud
  5. Verse sneeuw na een lange koude periode
  6. Losse sneeuw met wind
  7. Ondiepe sneeuw, naast diepe sneeuw
  8. Ingesneeuwde rijplaag
  9. Ingesneeuwde hagel
  10. Lentesituatie

 De nummering van de gevarenpatronen volgt een internationale afspraak, die ook bij het samenstellen van het lawinebericht wordt gehanteerd.

Gevarenpatroon 1: Een blijvende, zwakke laag diep in het sneeuwdek

Een zwakke laag in het sneeuwdek kan ervoor zorgen dat alle bovenliggende sneeuw gaat schuiven als de laag bezwijkt. De zwakke laag ontstaat vaak al aan het begin van het winterseizoen en kan gedurende vele maanden voor problemen zorgen.

 

Gevarenpatroon 2: Glijdende sneeuw

Als het sneeuwdek vochtig wordt, dan kan het zijn samenhang verliezen en in zijn geheel omlaag schuiven zodat de bodem zichtbaar wordt.

 

Gevarenpatroon 3: Regen op sneeuw

Door regen neemt het gewicht van het sneeuwdek snel toe en tegelijkertijd daalt de stabiliteit van de sneeuw omdat de samenhang verdwijnt. Naast acuut gevaar, kan er ook een zwakke laag ontstaan die veel later nog voor gevaar zorgt.

 

Gevarenpatroon 4: Koud op warm/warm op koud

Temperatuurverschillen in het sneeuwdek zorgen voor de vorming van kristallen die weinig samenhang hebben en samen een glijlaag opleveren.

 

Gevarenpatroon 5: Verse sneeuw na een lange koude periode

Tijdens de koude periode wordt de sneeuw omgevormd tot losse kristallen, waarop een verse sneeuwlaag kan gaan glijden.

 

Gevarenpatroon 6: Losse sneeuw met wind

De wind verplaatst de sneeuw naar de leizijde van de berg. In de luwte vormen zich dikke plakken gebonden sneeuw die gemakkelijk loskomen.

 

Gevarenpatroon 7: Ondiepe sneeuw naast diepe sneeuw

In ondiepe sneeuw worden zwakke lagen meer belast door de skier dan wanneer deze laag is afgedekt met een dik pak sneeuw.

 

Gevarenpatroon 8: ingesneeuwde rijplaag

Rijp vormt een zwakke laag die gemakkelijk bezwijkt onder het additionele gewicht van een skiër, waarna alle bovenliggende sneeuw gaat schuiven.

 

Gevarenpatroon 9: Ingesneeuwde hagel

De hagelkorrels vormen een glijlaag waarop alle bovenliggende sneeuw omlaag kan schuiven.

 

Gevarenpatroon 10: Lentesituatie

Als de temperatuur tijdens de dag oploopt, verliest de sneeuw zijn samenhang en ontstaan natte lawines. Als het 's nachts bewolkt is en de sneeuw niet goed bevriest, is dit gevaar ook al vroeg op de dag aanwezig.

Als je een actueel lawinebericht leest, dan kun je zien of je de patronen die in de filmpjes worden beschreven, ook daadwerkelijk herkent. Zie bijvoorbeeld:

Zelfstandig op pad zonder gids

De hier beschreven gevarenpatronen zijn ook belangrijk voor wie zonder gids op pad gaat. Realiseer je wel dat je lawinekunde moet leren in de praktijk. Het lezen van een boek of het kijken van enkele filmpjes is niet voldoende om een verantwoord besluit te nemen over het wel of niet betreden van een bepaalde helling.

Bronnen: https://avalanche.report/education/avp

Je moet inloggen om info toe te voegen of vragen te stellen.